Wat is het, waarom doe je het en hoe pak je het aan?
Met grondwerk begin je bij de basisoefeningen, wanneer jij en je paard deze onder de knie hebben kan je overgaan op andere oefeningen. Deze maand worden de basisoefeningen besproken, volgende maand gaan we die oefeningen uitbreiden. Bij elke basisoefening die hieronder wordt toegelicht, komt steeds dezelfde rode draad terug. In het kader hiernaast worden deze punten verder toegelicht.
Hoe pak je het aan?
1. Stilstaan
Bij alles wat je met je paard doet, zijn er momenten dat stilstaan is gewenst. Als je aan het lijf van een paard werkt in acties als verzorgen, poetsen, masseren, opzadelen of opstijgen, is het een stuk veiliger als het paard ook daadwerkelijk blijft stilstaan. Stilstaan is dus in principe de basispositie. Belangrijk hierbij is dat je paard niet in jouw eigen ruimte stilstaat maar hierbuiten. Je paard heeft bij deze oefening een halster om en daaraan is een leadrope bevestigd.
-
Als je paard toch naar je toeloopt: wijk niet of stap niet achteruit, maak jezelf groot, zet je schouders eronder en neem een zelfverzekerde houding aan. Om extra kracht toe te voegen kan je een stap richting je paard zetten. Wees consequent, één stap naar voren is ook één pas terug.
-
Als je reactie krijgt: ontspan je houding, je paard ervaart dit als beloning. Je neemt dus een passieve houding aan.
Rode draad: Je paard staat buiten jouw eigen ruimte stil. Wanneer je paard stilstaat heb je een passieve houding, bij beweging neem je een actieve en zelfverzekerde houding aan.​

2. Volgen
Het is natuurlijk heel fijn als je paard gewoon netjes met je mee kan lopen. Dit geldt tijdens de training maar ook daarbuiten. Er zijn verschillende leidposities, bijvoorbeeld voor het paard, schuin-voor het paard en naast het paard. De basispositie is schuin-voor het paard. Je paard loopt ongeveer een halve meter achter jou. Ook hierbij mag je paard niet in je eigen ruimte komen, voornamelijk uit veiligheidsredenen maar ook uit respect.
Voor het volgen heeft je paard een halster om en daaraan is een leadrope bevestigd. Loop zelfverzekerd en met rust wanneer je je eigen paard leidt. Houdt je leidende hand bij het hoofd en zorg dat er een boog in het touw zit van ongeveer één meter. In je andere hand houdt je het uiteinde vast. Houdt je paard vanuit je ooghoek in de gaten.
-
Als je paard dichter bij je komt: maak jezelf wat groter en richt je schouder aan het kant van je paard op. Je neemt dus een actieve houding aan. Loopt hij alsnog door? Beweeg je touw dan heen en weer, wanneer nodig voer je de snelheid hiervan op.
-
Wanneer je paard niet reageert op bovenstaande: je paard loopt gewoon door en loopt je zelfs voorbij. Op het moment dat je dit merkt, draai je 180 graden de andere kant op. Dit hoeft niet gehaast, gewoon rustig.
-
Bij reactie: ontspan en neem een passieve houding aan.
-
Volgende stappen: probeer deze oefening ook in draf en uiteindelijk in galop.

Houding en lichaamstaal
De samenwerking tussen jou en jouw paard is grotendeels afhankelijk van jouw houding en lichaamstaal. Aan de reactie van je paard is als snel te zien of je iets goed of fout doet. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een actieve en passieve houding, beide zijn erg belangrijk.
*Actieve houding: je vraagt iets van je paard. Je maakt jezelf groot, geeft duidelijk aan met je houding en bewegingen wat je precies wilt van je paard.
*Passieve houding: wanneer je een reactie krijgt van je paard, is het belangrijk om te ontspannen. Hierbij neem je een passieve houding aan. Je bent ontspannen, je schouders zijn laag en je hebt een zachte blik op je gezicht. Deze momenten zijn erg belangrijk, het zijn rust-momenten die je paard vertrouwen geven.
Wijken voor druk
Dit houdt in dat jij druk uitoefent door bijvoorbeeld tegen een lichaamsdeel aan te duwen of door middel van vragen aan het hoofd. Je paard moet hierop reageren door te wijken naar de kant die jij vraagt.
Directe druk en indirecte druk
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen directe en indirecte druk.
*Directe druk: Je raakt hierbij je paard daadwerkrelijk aan. Je hebt dus contact. Dit kan door middel van je hand, zweep/stick, etc.
*Indirecte druk: hierbij heb je geen direct contact met je paard. Aanwijzingen geef je door middel van bewegingen en je houding.
Eigen ruimte
De ruimte waar je veilig in kan staan. Ongeveer zo ver als je arm strekt. Wanneer je paard schrikt heb jij door deze ruimte tijd om hierop te reageren. Tevens geeft de ruimte meer overzicht tijdens de training.
Rode draad: Je paard loopt buiten jouw eigen ruimte. Wanneer dit ook daadwerkelijk gebeurt loop je met een ontspannen, passieve houding. Wanneer je paard je voorbij gaat lopen, neem je een actieve houding aan.

3. Hoofd laag
Deze oefening is een goede voorbereiding op het nageeflijk rijden. Tevens is het een goede kalmeringsoefeningen. Wanneer een paard zijn hoofd laag heeft, is deze rustig en gespannen en is bewezen dat de hartslag hierbij ook daadwerkelijk daalt.
-
Het hoofd omlaag vragen: je paard heeft een halster om en daaraan een leadrope bevestigd. Ga naast je paard staan of naast je paard op je hurken zitten. Sluit je hand heel licht rond het touw en laat je arm naar beneden hangen. Daarna geef je een wat duidelijkere druk met een gesloten hand en beweegt je hand traag heen en weer zonder druk te lossen. Wanneer je al een kleine reactie krijgt, ontspan je direct waarmee je je paard beloont.
-
Ondersteunen met je lichaam: wanneer je naast je paard staat, kan je zelf iets door je knieën zakken wat als stimulans kan werken.
Rode draad: je oefent druk uit op het halster, waardoor ook op het hoofd. Wanneer je paard hierdoor zijn hoofd laat zakken, wijkt deze voor de druk. Tevens laat je door een actieve en passieve houding merken wanneer je paard het goed doet.
4. Links en rechts inbuigen
Met deze oefening leer je je paard om de hand te volgen en het lichaam en de hals te buigen. Tevens wordt je paard hierdoor los in zijn lijf en leert licht op deze hulp te reageren waar je later profijt van kan hebben.
-
Links inbuigen: je paard heeft een halster om en daaraan een leadrope bevestigd. Ga ter hoogte van de linkerschouder staan met je gezicht naar je paard toe. Leg je rechterhand ter hoogte van de schouder. Met je linkerhand vraag je op een rustige manier, door druk uit te oefenen op het halster, om in te buigen. Bij een kleine reactie ontspan je direct. In het begin is een kleine buiging voldoen, uiteindelijk mag je iets meer gaan. Deze oefening herhaal je ook aan de rechterkant.
-
Als je paard achteruit gaat lopen: loop rustig mee en vraag voorzichtig door. Uiteindelijk begrijpt je paard waarschijnlijk wat de bedoeling is.
Rode draad: Je oefent een druk uit op het halster, wanneer je paard inbuigt wijkt deze voor de druk. Tevens laat je door een actieve en passieve houding merken wanneer je paard het goed doet.
5. Achterwaarts gaan
Deze oefeningen voer je in het begin uit met directe druk. Met een hand houdt je de leadrope net onder het halster vast en je andere hand leg je op de borst. Zelf sta je voor je paard en neemt een zelfverzekerde houding aan, maak jezelf hierbij groot. Vraag lichtjes aan de leadrope en druk met je handpalm voorzichtig tegen de borst. Een paar pasjes moeten onmiddellijk beloond worden door een ontspannen, passieve houding aan te nemen.
-
Wanneer je paard tegen de druk ingaat: blijf doorvragen en voer de druk eventueel een klein beetje op. Bij een kleine reactie ontspan je meteen. Gebruik niet te grove hulpen.
-
Na verloop van tijd: je paard moet op een lichte hulp reageren en in een vloeiende beweging achteruitlopen.
Rode draad: je oefent druk uit op het halster en de borst, wanneer je paard achterwaarts gaat ontspan je direct als beloning. Tevens maak je jezelf groot en neemt een zelfverzekerde actieve houding aan. Wanneer je ontspant neem je een passieve houding aan.